De Sterredruif
In heel Europa werden er tafeldruiven in kasteeltuinen gekweekt, ook in Vlaanderen. De serristen van Hoeilaart, Overijse, Huldenberg en Tervuren bekroonden deze lokale druiventeelt traditie met een BOB erkenning en bescherming.
Hoe een eigenzinnige hovenier druiven bij het volk bracht
In heel Europa werden er tafeldruiven in kasteeltuinen gekweekt, ook in Vlaanderen. Felix Sohie, de hovenier van het kasteel van Huldenberg, zag de mogelijkheid om thuis druiven te telen en er een centje mee bij te verdienen. In 1865 zette hij in Hoeilaart enkele eenvoudige serres neer. De druiven die hij oogstte waren bestemd voor de Brusselse markt. Snel volgden andere hoveniers en landbouwers zijn voorbeeld. De groei van de druiventeelt werd gestimuleerd door de aanwezigheid van kleine landbouwbedrijven. Zowat 65% van deze bedrijven was kleiner dan 1 ha. De druiventeelt betekende voor deze kleine landbouwers extra inkomsten.
De druivenstreek: een goed klimaat en uitstekend reliëf
De teelt van druiven werd begunstigd door de goed gedraineerde bodem en het gematigd vochtige klimaat met voldoende neerslag. Zo kon er voldoende regenwater worden opgevangen voor de bevloeiing van de serres. De kwekers profiteerden daarenboven van het sterk golvende reliëf van de streek met hoogteverschillen tot 60 meter. Ze bouwden hun serres bij voorkeur op de hellingen. Vooral de zuidelijk gerichte hellingen worden er maximaal door het zonlicht beschenen waardoor op sommige plaatsen een warmer microklimaat aanwezig is.
Brussel: een goed afzetgebied
Belangrijk voor de afzet was de nabijheid van het welvarende Brussel, een koopkrachtig afzetgebied voor een luxeproduct als de tafeldruif. De spoorlijn Brussel-Luxemburg had een stopplaats in Groenendaal, deelgemeente van Hoeilaart. Vanaf 1894 verbond een tramlijn de spoorlijn met de centra van Hoeilaart en Overijse ‘ter verbetering van de druivenindustrie'.
De afzet groeide verder naar andere welvarende steden zoals Antwerpen en Gent en tijdens het interbellum naar Engeland. De kwekers ontwikkelden ook hun eigen variëteiten: blauwe druiven zoals Royal, Ribier en Leopold III, witte druiven zoals Muscat d'Alexandrie, Canon Hall en Baidor.
De succesvolle jaren 60 en de terugval in de jaren 70
Het hoogtepunt van de druiventeelt werd bereikt in 1961 toen 34.929 serres, als echte ‘glazen dorpen', de hellingen van de IJsevallei en omstreken bedekten.
De stijgende import van goedkope tafelduiven uit zuiderse landen en de stijgende kostprijs van de brandstof die nodig was om de serres te verwarmen zorgden voor een terugval in de verkoop. Vanaf het midden van de jaren 70 werden vele serres gesloopt. De resterende kwekers blijven de traditie trouw.
Druiventelers met BOB Vlaams-Brabantse tafeldruiven
Op deze site vand je alle contactgegevens van de traditionele druiventelers.